1926 Marken Hervormde kerk
Voorgeschiedenis: Jarenlang werd op Marken de gemeentenzang
door een voorzanger geleid. Vanaf rond 1900 werden de kerkdiensten op een
harmonium begeleid, In
1925/1926: In 1925 werd een tweedehands pneumatisch orgel
aangeschaft, gebouwd door Standaart. Het werd door de firma Dekker geplaatst, en
was afkomstig uit de
Gereformeerde Kerk te Barendrecht.
Dispositie:
Manuaal: Bourdon 16', Prestant 8', Viola 8', Voix Celeste 8',
Roerfluit 8', Octaaf 4', Fluit 4', Quint 3', Woudfluit 2', Mixtuur III sterk
(bas), Cornet V sterk (discant), Trompet 8' (gedeeld).
Pedaal: Subbas 16' (C-H).
Koppelingen: Pedaalkoppel.
Speelhulpen: Tremulant, Vaste combinaties.
Foto (01) Situatie voor de ombouw in 1972 door van Vulpen
1934: Plaatsing van een electrische windmotor.
1955: Wijzigingen door Willem van Leeuwen, met als adviseur
Lambert Erné.
De frontprestant werd vernieuwd, en een nieuwe mixtuur en dulciaan 16 vt werden
aangebracht.
1972: Toen enkele jaren geleden tot de bouw van een nieuw orgel
werd besloten, bleek al spoedig dat de ruimte boven de kansel met betrekking tot
orgelnieuwbouw grote bezwaren uit liturgisch en orgelbouwtechnisch oogpunt met
zich meebracht.
Besloten werd, het nieuw te maken orgel op de gallerij tegenover de kansel te
plaatsen, waar het qua visuele en auditieve verhouding beduidend beter tot zijn
recht zou komen.
De bouw van het nieuwe orgel werd opgedragen aan de orgelmakers Van Vulpen te
Utrecht. Van het oude front van het Standaart-orgel werden de drie kappen met
snijwerk, de stijlen (met vleugelstukken) en de onderste frontlijst met concoles
overgenomen ten behoeve van de hoofdwerkkas. In deze stijl werd een rugwerkkas
bijgemaakt.
Het snijwerk aan de rugwerkkas, alsmede het snijwerk aan de tussenvelden van de
hoofdwerkkas en de wangen met vismotieven aan de consoles van de hoofdwerkkas
werden ontworpen door Jeanot Bürgi en in de werkplaatsen van de orgelmakers
vervaardigd.
De orgelkassen van Hoofdwerk en Rugwerk werden in tinten zachtgroen geschilderd,
de balustrade in mosgroen. De pedaalkas, welke achter het orgel in de
lambrisering van de kerkmuur werd geplaatst, werd overeenkomstig deze muur wit
geschilderd.
De vormgeving van de klaviatuuromlijsting, hakstukken en registerknoppen
geschiedde in overeenstemming met de stijl waarin de orgelkassen werden
ontworpen.
Ook in de dispositie valt een duidelijke oriëntatie op historische voorbeelden
te bespeuren, hetgeen een afwijking van veel gebruikte dispositiepatronen
betekende. Het pijpwerk op de manualen is geheel van metaal vervaardigd. De
beide tongwerken met houten koppen, geplaatst in stevelblok.
Op het pedaal is de subbas van hout. Voor de octaaf 8 vt werden de frontpijpen
van het voormalige orgel gebruikt. De dispositie luidt:
Rugwerk (I), C-g'” gedekt 8 vt prestant 4 vt roerfluit 4 vt
gedektquint 2 2/3 vt octaaf 2 vt sesquialter 2 sterk vox humana 8 vt
Hoofdwerk (II), C-g'" prestant 8 vt holpijp 8 vt octaaf 4 vt
quint 2 2/3 vt octaaf 2 vt mixtuur 1 1/3 vt 4 sterk trompet 8 vt
Pedaal, C-f' subbas 16 vt octaaf 8 vt
Manuaalkoppel
2 pedaalkoppels
tremulant op het rugwerk.
Adviseur bij de bouw van het orgel was Jan Jongepier, die het instrument op 26
maart j.l. inspeelde. (04)
Foto's (04) Situatie na de ombouw door van Vulpen in 1972
Bronvermelding: