1919 Alphen a/d Rijn Martha Stichting (Oorsprong Utrecht Jaarbeurs)


Standaart adverteerde met dit instrument in het tijdschrift "Het Orgel" van 1919


De standaard 26-02-1919

1919: Bouw van een salonorgel door Standaart voor de Jaarbeurs in Utrecht


Salonorgel (Standaart 1919, front M. Brinkman, nu in gewijzigde vorm in de Mariastichting te Alphen aan de Rijn)
Foto: archief W.D. van der Kleij, Emmen (01)

Dispositie bij de bouw:
Hoofdmanuaal: Bourdon 16, Prestant 8, Roerfluit 8, Flute octaviant(e) 4, Woudfluit 2, Basson Hobo 8. Tremulant.
Positief: Viola di Gamba 8, Voix céleste 8, Holpijp 8, Aeoline 8 (transm.), Violine 4, Flute dolce 4, Seraphijn 8. Tremulant.
Pedaal (gedeeltelijk transmissie): Subbas 16, Openbas 8.
Koppelingen: man.-pos., ped.-man., ped.-pos.
Verder superoktaafkoppel manuaal, suboktaafkoppel man.-pos., oktaafkoppel pedaal.

Wie de derde Nederlandsche Jaarbeurs bezocht, werd zonder twijfel binnengelokt in Monsterkamer 2031 op het Janskerkhof.
Van den ochtend tot het sluitingsuur toe verdrongen de menschen zich voor de deur om daar binnen te komen.
De inzending was dan ook van bijzonderen aard, zoowel door het werkstuk zelf, als door de omstandigheden, waardoor het hier gekomen was. Vooral aan dit laatste is tot nu toe te weinig aandacht geschonken.
De Electrische Kerkorgelfabriek van den heer A Standaart te Rotterdam was hier vertegenwoordigd met een Salon-Pijporgel, dat, zoowel wat den bouw, als wat de intonatie betreft, een kunstwerk mag genoemd worden, ten volle waard om door kenners beoordeeld te worden.
Geregeld werd het klavier bespeeld door bekwame hand, zoodat niet alleen het oog, maar ook het oor kon beoordeelen, wat hier aangeboden werd. En dat was werkelijk van buitengewone kwaliteit.
Aan deze inzending kan een eenigszins demonstratief karakter worden toegekend.
Een paar jaar geleden zou te Rotterdam in de Zuiderkerk een orgel gebouwd worden, dat, wat samenstelling als inhoud betrof, iets buitengewoons mocht wezen.
Een bekend organist uit Rotterdam werd met het toezicht belast en toog op onderzoek uit, wat voor de verkregen som geleverd kon worden. In eene brochure van zijn hand, waarin het orgel met zijn registers en technische bijzonderheden beschreven werd, deelde hij mede, dat geen Nederlandsche orgelbouwer in staat was gebleken zulk een orgel te maken. Daarom werd aan een firma van naam in het Buitenland de opdracht gegeven.
Bij den roep over dit orgel heette het steeds, dat dit instrument, vooral wat techniek en stemvermogen betrof, verre uitging boven het vermogen van den Nederlandschen orgelbouwer.
Behalve nog de onwaarheid, dat er bij de Nederlandsche fabrikanten inlichtingen waren ingewonnen - er bleek slechts vluchtig geïnformeerd — sprak hier een geringschatting voor de eigen orgelindustrie, die geenszins gerechtvaardigd was.
Er werden juist in den laatsten tijd orgels gebouwd, die in alle opzichten de concurrentie van het Buitenland konden weerstaan.
Die geringschatting hinderde den Hollandschen fabrikant en allen, die eenigszins met de zaken bekend waren. Zij prikkelde met name den heer A. Standaart om bij de eerste de beste gelegenheid dit beweren te beschamen.
Hij, de leerling van groote meesters in het Buitenland, die de beste werken daar kende, die wist wat het Buitenland gemaakt en geleverd had, wilde op duidelijke wijze toonen, dat de Hollandsche industrié de vlag niet behoeft te strijken voor haar buitenlandsche concurrent.
En met zijn volle energie en hoogstaand kunnen heeft hij een instrument vervaardigd, dat om zijn technische samenstelling, fijne intonatie en to t in de kleinste bijzonderheden goed verzorgde afwerking, een model-orgel geworden is, dat alle vergelijking met andere instrumenten kan trotseeren.
In zijn soberheid een pronkstuk voor het oog; in zijne inwendige samenstelling en afwerking een voorwerp van bewondering; met zijn technische toepassingen een meesterstuk van vindingrijkheid en studie; en in zijn rijkdom van geluid, weelde van tonen, heerlijkheid van harmonische klank-combinaties in alle opzichten een kroon voor onze Hollandsche orgel-bouwkunde.
Als het door muzikale hand werd bespeeld, stonden de menschen in stille aandacht te midden van het Jaarbeursrumoer.
Toonkunstenaars van naam vonden bij het bespelen een oogenblik van blijde verrukking bij den rijkdom en heerlijkheid van dit instrument. En - zoo moest het komen - bij dit orgel stonden buitenlandsche vaklieden en meesters met den hoed in de hand om den Hollandschen meester te eeren voor dit kunststuk, dat één doorgaand getuigenis is voor de hoogte waarop in Nederland de orgelbouw staat. Vleiend was het om uit de monden dezer mannen te hooren, dat hier alle concurrentie zwijgt en slechts gelegenheid blijft voor bewondering.
Nog één plaats moest zijn ingenomen. Dat was die van den schrijver van bovenbedoelde brochure, om bij het zien en hooren van dit kunstwerk amende-honorable te doen voor zijn geringschatting van de Hollandsche kunst.
Dit orgel is uit den aard der zaak niet van grooten omvang.
Het is voor de salon gemaakt en beantwoordt daarom aan bijzondere eischen.
De kast, gemaakt volgens het ontwerp van den architect M. Brinkman te Rotterdam, is van donker eiken, sober gebeeldhouwd, in het middenfront smaakvol voorzien van een aantal tinnen pijpen in de kleur van oud metaal.
De speeltafel is een prachtig werkstuk, uitwendig met zijn uitgewerkte koperen banden een sieraad, inwendig een ingewikkeld samenstel van hooge techniek. Er zijn twee klavieren met pedaal, vijftien sprekende registers, acht werktuiglijke registers en negen drukknoppen voor verschillende combinaties of aflossing.
(......................)
Alle registers bestaan uit 56 pijpen en zijn onder het spel gemakkelijk te bedienen, evenals de combinatieknoppen, die onder het klavier zijn aangebracht.
De gansche technische samenstelling van dit orgel, dat volgens hetjeinpneumatisch kegelsysteem is gebouwd met toepassing van de eigen bekende tegenwichtmethode van den fabrikant, is geheel vrij van de commandeerende deelen gehouden, waardoor het mogelijk is het pedaal zoo aan te brengen, dat het ingeschoven kan worden, wanneer het niet gebruikt wordt; de klavieren met registers kunnen worden uitgetrokken wat voor het gemakkelijk overzicht van het inwendige van groote waarde is. Een kniezwelinrichting staat in verbinding met het afzonderlijke drukknop-apparaat, dat daardoor als generaal crescendo over alle registers, registergroepen en de vrije combinatie werkt en oogenblikkelijke inschakeling van elke gewenschte klankkleur te verkrijgen is. Bij gebruik hiervan worden alle eventueel gereedstaande registers automatisch gesloten. De stand der beweging is door een aanwijzer bij de klavieren dadelijk te overzien. Met een basculetrede is de crescendokast, waarin het positief gebouwd is, te bedienen.
Dit alles maakt dat op de snelst mogelijke wijze de registratuur is te veranderen en elke gevoelsuiting in de muziek van den speler tot zijn recht komt.
Het geluid kan volkomen getemperd worden, wat vooral voor kamermuziek van beteekenis is en toch ook worden uitgezet tot groote kracht.
De stemmen van bijzonder nobel gehalte en uitnemende karakteristiek: „krachtig-heldere, dreunende, zachtdonkere, teeder-zingende, zonnig-kwinkeleerende geluiden, en het intensief aanzwellen en verstillen der tonen” maken dit orgel tot een kunstschat, waarbij oor en ziel ongekende genoegens smaken.
De windvoorziening geschiedt electrisch met zelfregelenden toevoer, wat de gelijkmatigheid van geluid ongemeen bevordert.
Zoo is dit orgel waarlijk een uitnemende proeve van edele kunst die den maker siert, een onvergankelijke lauwer voor de toch al zoo hoog aangeschreven Rotterdamsche Orgelfabriek, en een monumentaal bewijs tegen elke aanranding van het hooge standpunt van den Hollandschen orgelbouw.
H. Stap, Zeist, in boekje kerkorgels - 15/22.


Bericht uit "Het Orgel" van februari 1919




In maart 1919 wordt er nog een artikel in het tijdschrift "Het Orgel" geschreven over dit salonorgel.


De standaard 27-06-1931 GJP: Mogelijk wordt het salonorgel hier te koop aangeboden.

1936: Het orgel wordt aangekocht door de Marthastichting uit Alphen aan de Rijn. Zie onderstaand krantenbericht.
Waar het orgel tussen 1919 en 1936 heeft gestaan is nog onbekend.
Het is goed mogelijk dat het heeft gediend als demonstratieorgel tot het failissement van Standaart in 1936 en toen door Alphen werd aangekocht.


Verkegen via (02)

197x-heden:  Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw bestaat de Martha-Stichting niet meer. Daarna heeft het nog Rijnstroom geheten en nu is het Stichting Horizon. Het terrein is bijna volgebouwd met woningen en straten. De oude Kerkzaal staat er nog en heet nu Parktheater. Onbekend wat er met het orgel is gebeurd. (03)

Bronvermelding:

  1. www: http://www.hetorgel.nl/n2001-03a.htm Front 42 Het Orgel 97 (2001), nr. 3, blz. 17-30
  2. Emailwisseling Jeroen de Haan met Geert Jan Pottjewijd in oktober/november 2013
  3. Emailwisseling met Theo Eerens in deceber 2013